zaterdag 7 februari 2009

Deze nacht ben ik moeilijk in slaap geraakt. Ik was ten eerste helemaal niet moe, maar wist ook niet wat ik nog kon doen. Mijn hart klopte ook erg snel en ik voelde me ondanks de rust vrij onrustig, wellicht door deze bruuske aanpassing. Uiteindelijk ben ik dan toch in slaap geraakt na enkele uren…
Om 6u30 gaat mijn wekker en ik begeef me naar de half uur durende ochtenddienst van 7 uur. De paters zitten opnieuw in een cirkel en één man vond het blijkbaar nodig om naast mij zo vroeg op te staan. En het was nog niet eens een gast! Ik was de enige van de gasten die er aanwezig was. Na de dienst neem ik een eenzaam ontbijt, maar voel me nog behoorlijk moe en leg me bijgevolg nog enkele uren te slapen. Rond 10 uur neem ik een lange en hete douche en lees erna nog wat in mijn boek, sorteer mijn papieren en bedenk nog wat vragen die me zijn ingegeven door dit leven hier voortdurend te observeren en te beleven. Ik kom de kleine kloosterzuster tegen en ze vraagt me waar ik was voor het ontbijt. Ik antwoord dat ik al heb ontbeten om 7u30. Officieel is er ontbijt van 8u tot 9u ’s morgens en dat is de enige maaltijd die niet samen met de paters wordt genuttigd. De gastenrefter is toch altijd open, dus maakt het eigenlijk niet uit wanneer je jezelf er te goed doet aan koffie en brood. Even later kom ik vader abt tegen. Hij zegt dat hij me in de morgen was komen zoeken, omdat ik hem al eerder had gezegd dat ik hier was omwille van mijn eindwerk. “Ik wil u graag te woord staan hoor, zeer zeker!” Ik voel op dat moment het warme hart van een pater, die ten allen tijde ten dienste wil staan van zijn gasten. Gastvrijheid is dan ook iets waar deze abdij trots op mag zijn. Ze beseffen hier heel goed wat dat betekent.
Voor de middag ga ik nog even naar buiten om een luchtje te scheppen en nog wat foto’s te nemen. Het weer is veel minder goed dan gisteren, alles is overtrokken en dat geeft een hele andere aanschijn aan de abdij. Meer gasten hebben zich vandaag verzameld aan de deur om naar het middagmaal te gaan. Dat heeft wellicht alles te maken met het abdijweekend, waarin pater Nikolaas drie conferenties geeft over gastvrijheid. Gelukkig dat er iets te doen is om die dode momenten op te vullen. Zo leer ik ook nog iets bij. Opvallend is dat er twee meisjes van mijn leeftijd aanwezig zijn, die hun nonkelke pater komen bezoeken. Opnieuw wordt een gebed gezongen en mogen we na het kruisteken gaan zitten. Er wordt champignonsoep geserveerd, gevolgd door vleesbrood met erwten en aardappelen om te eindigen met een in plastiek verpakt chocoladen wafeltje, dat de mevrouw voor me, mits enige moeite en veel onhandigheid, uiteindelijk weet open te maken. Het afruimen gebeurt altijd op dezelfde manier: van rechts naar links worden de borden doorgegeven en op elkaar gezet. Dan komt een bevoegde de stapel ophalen op de hoek van de tafel. Wie het eerst water neemt, is een beetje de dupe. De elementaire beleefdheid gebiedt namelijk dat je eerst de anderen inschenkt en dan pas jezelf. De volledige met water gevulde keramieken kruiken zijn betrekkelijk zwaar en als de waterwillenden hun glas te hoog heffen, is het een heuse opdracht om dat water zonder beven en met de juiste hoeveelheid in het glas te gieten. Net als een rechter die zijn vonnis heeft uitgesproken, slaat de abt met de hamer op de tafel en wordt er rechtgestaan. Bij het buitengaan vraagt gastenpater Marc of ik zin heb in koffie. Eerst wil ik weten wie pater Nicolaas is en hij wijst mij hem aan. Ik vraag deze onderprior of het mogelijk is om een interview met hem te doen. “Om 14u30 aan de spreekkamer,” knikt pater Nicolaas. Vervolgens volg ik pater Marc en vraag hem over het abdijleven en over zijn persoon. Meer dan drie kwartier staat hij me te woord en hij neemt me onder andere mee naar zijn atelier. De artistiek aangelegde man is namelijk de iconograaf van de abdij, een knelpuntberoep wat mij betreft. Eén voor één prachtige werken, men zou denken dat ze rechtstreeks uit de middeleeuwen komen! Verder houdt pater Marc zich met keramiek en enkele reguliere taken van het abdijleven bezig. Op zijn 17de is hij ingetreden in de abdij en volgde tijdens zijn monastieke professie een priesteropleiding. In 1969 werd hij tot priester gewijd, waarna hij zich bekwaamde aan het Hoger Sint-Lucasinstiuut in Gent. Hij gaf een tijdje godsdienst- en tekenles in de abdijschool waarvan hij enkele jaren directeur ad interim is geweest. Hij is ook nog prior geweest en heeft in de jaren tachtig een sabbatjaar in de Schotse Highlands doorgebracht. Indrukwekkend, want hij leefde er moederziel alleen in een klein huisje zonder elektriciteit of gas. Rondom hem waren vier hectaren waar hij enkel tegen schapen kon babbelen. “In de wintermaanden heb ik voor vier (4!) maanden niemand gezien. Het dichtstbijzijnde dorp was op 25km en ik heb een gasvuurtje gekocht, inclusief een grote voorraad eten in blik om in mijn huisje op te slaan. Tijdens mijn verblijf heb ik me vooral beziggehouden met iconen schilderen.” Het pensioen van de pater Marc bedraagt slechts 174 euro, wat hij integraal afgeeft aan de abdij. “Ik heb geen bezit, maar dat maakt me zeker niet ongelukkig.”
Het is tijd om pater Nicolaas te ontmoeten. Met een uitnodigende glimlach verschaft hij me toegang tot de spreekkamer van het gastenverblijf. Ik begin hem te interviewen en met veel allure en enthousiasme staat hij me te woord. Hij vraagt me voor het interview ook waarom ik dit onderwerp heb gekozen en is aangenaam verrast dat een seculiere jongeman voor dit onderwerp kiest. Tijdens het interview stel ik hem allerhande vragen, die hij met een grote openheid beantwoord. De tijd gaat zo snel, dat hij me er na een klein anderhalf uur op wijst om het interview af te ronden. Hij wil namelijk op tijd zijn voor de vespers van 16 uur. “Tot straks op de conferentie?” “Jazeker”, antwoord ik en bedank hem voor zijn tijd.
Tijdens de vespers is er behoorlijk veel volk. Ik zie dezelfde gezichten terug van de bezoekers die ook gisteren aanwezig waren. Blijkbaar heeft de abdij enigszins een vaste achterban van trouw cliënteel verworven. Opnieuw worden de psalmen gezongen en het valt me op dat de paters de psalmen altijd met hetzelfde zinnetje beëindigen, telkens gezongen op dezelfde monotone melodie: “Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest. Zo was het in den beginne, zo zij het thans en voor immers; tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.”
Na de vespers is het tijd voor een vieruurtje in de gastenrefter, waar ik geniet van een boterham met choco en hagelslag. Om kwart over vijf ga ik samen met alle gasten naar de conferentiezaal van het gastenverblijf, waar pater Nikolaas vooraan aan een tafeltje zit om een monoloog van anderhalf uur af te steken over gastvrijheid. Op zich is het wel interessant om eens te weten dat ook hier strikte regels rond bestaan in de benedictijnenabdijen. Zo mag het monastieke klimaat niet gestoord worden door de gasten –er wordt dus wederkerigheid van de gasten verwacht- en is het niet toegestaan om alle activiteiten met de monniken mee te doen. “Je moet de gasten een zekere vrijheid geven, de teugels vieren, maar er moet ook een zekere ingehoudenheid zijn, zodanig dat de gasten het dagdagelijkse leven binnen de abdij niet verstoren”. Maar toch “ligt bij gastvrijheid het accent op vrijheid, het is iets dat je niet opdringt.” De broeders die niet verantwoordelijk zijn voor de gasten, moeten zich zoveel mogelijk buiten het gastenverblijf houden, want daarvoor zijn gastenpaters aangesteld. Hoewel deze abdij de gasten zoveel mogelijk laat deelnemen aan het abdijleven en nauw contact met hen heeft, laat de abdij niet zomaar toevallige passanten binnen in de private ruimtes en is men bovendien voorzichtig met wie ze onderbrengen.
Er zijn vier grote vormen van gastvrijheid in de abdij van Zevenkerken: de eerste categorie zijn familie, vrienden en eendagsbezoekers. Hierbij horen ook mensen die willen praten met een pater, hier zijn omwille van persoonlijke studie of bezinning. Een tweede manier waarop de abdij zijn gastvrijheid uitdraagt, zijn de bossen, die zijn opengesteld voor wandelaars en natuurgenieters, en met inplanting van de cafetaria en de boekenwinkel. Vervolgens is er de hoeve, waar groepen met hun eigen programma en begeleiders een dagverblijf kunnen reserveren. Hieraan is ook het Bijbelhuis gekoppeld, dat de bezoekers op een recreatieve manier informeert over het religieuze leven en de Bijbel. Tenslotte is er de Abdijschool, waar momenteel nog een goeie 300 leerlingen onderricht volgen. Zij komen onrechtstreeks in contact met het abdijleven, hoewel er een grote afstandelijkheid bestaat tussen jeugd en Kerk. Deze en andere weetjes ben ik allemaal te weten gekomen uit die leerzame conferentie.
Het avondmaal bestaat uit soep en omeletten. In alle stilte wordt er gegeten, waar ik nog steeds moeilijk kan aan wennen. Na het avondmaal worden we zoals gewoonte naar het gastenverblijft geleid door gastenpater Marc en als een kudde vervolgen we de weg naar onze kamers. Ondertussen babbel ik wat met een vrouw van Nederlands Limburg die hier net als ik een weekend verblijf. Boven wijst een geïrriteerd bejaard dametje ons erop dat er aan het begin van de gang een bord met groot opschrift ‘STILTE’ hangt. “Je mag wel babbelen, maar fluister dan toch.” Over muggenziften gesproken, laat me dan toch dat gesprekje! De Nederlandse vrouw kijkt me aan met een blik van: ‘Tja, laten we dan maar niets meer zeggen, tot wat later’. Op mijn vingers getrapt, ga ik naar mijn kamer om mijn dagboek aan een razendsnel tempo verder te schrijven. Ik wil namelijk klaar zijn voor de completen, een dienst die om 20u30 begint. Na de dienst ga ik naar boven en heb geen zin om al te slapen. Ik telefoneer in de living van het gastenkwartier eens naar mijn vader, maar ik heb geen goede ontvangst met mijn gsm. Ik ben wel al wat vermoeider dan gisteren, maar nog niet moe genoeg om te slapen, en om mijn dag te beëindigen, kijk ik naar de film ‘The Curious Case of Benjamin Button’. Helaas duurt die iets te lang, waardoor het morgen waarschijnlijk pijnlijk opstaan wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten