zondag 8 februari 2009

Om 6u30 gaat mijn alarm af, maar het is te zwaar om op te staan voor de ochtenddienst. Ik kon deze keer ook maar laat inslapen, dus beslis ik snel om voor deze ene keer de lauden over te slaan. Om 8 uur neem ik samen met de andere gasten het ontbijt en na een warme douche ben ik klaar voor de 2de conferentie van pater Nicolaas die begint om 9u30. Deze lezing gaat over de gastvrijheid binnen de joods-christelijke traditie. Hij vangt aan met een belangrijk en betekenisvol anoniem citaat, waarin hij de geest van deze abdij mooi samenvat: “Zelfs een vijand moet men de hem toekomende gastvrijheid bewijzen als hij in huis komt. Een boom ontvalt zijn schaduw ook niet aan de degene die komt om hem te vellen.” Het is opnieuw een lezing die door pater Nikolaas heel vlot en op een boeiende manier wordt aangebracht, doorspekt van mooie citaten en omkaderd met een vleugje geschiedenis. Ik vond het heel mooi hoe hij het concept van ‘xeno-filia’ ofte ‘liefde voor de vreemde’ aan de abdij linkte. Vroeger werden bovendien geen vrouwen en zogenaamd gevaarlijke lieden toegestaan. Gelukkig – voor de vrouwen althans- is daar verandering in gekomen.
Vandaag is de eucharistie vroeger, omdat het zondag is. Het is een hoogdag vandaag, dat kan je ergens ook wel voelen. De meeste paters dragen een groene stola op hun wit habijt. Voor de eerste keer wordt voor mij op die manier het verschil tussen paters en broeders duidelijk. Veel paters, weinig broeders. Ik moest me tijdens de eucharistieviering echt noodgedwongen verplaatsen. Achter mij zit een man die, met alle respect, het verschil niet kent tussen ademen en snurken. Die pad werkt mij echt op mijn zenuwen. De preek van pater Nikolaas gaat over de crisis in de abdijen en het geloof, het drama in Dendermonde en de slachtoffers van de branden in Australië. Het is opvallend dat deze eucharistie veel minder ingetogen is, terwijl op andere dagen het verschil tussen de eucharistie en de andere officies nauwelijks merkbaar is.
We kunnen deze keer echt genieten van een rijkelijk feestmaal. Heerlijke tomatensoep, gevolgd door koeietong in Madeirasaus met kroketjes en een bereid slaatje om tenslotte te eindigen met een ambachtelijk hoorntje, gevuld met gele pudding. Dat alles mag blijkbaar eenmaal per week doorgespoeld worden met één frisse Maes pils. Geen twee, want dat zou de Heer hierboven toch iets van het goede teveel vinden. Voor mij zitten twee mensen die speciaal uit Nederland zijn afgereisd voor dit abdijweekend. Het zijn net Janssens & Janssens uit Kuifje. Het zijn twee vreemde mannetjes, alletwee kaal met een boord haar aan de zijkant van hun hoofd. Ze dragen alletwee een kostuum, maar komen toch behoorlijk sjofel over. Ik sla hen gade en sta versteld van hun praktisch onvermogen. Meerdere maaltijden hebben zij hier al verorberd, en nog steeds lijken zij een fundamenteel tafelprincipe niet te vatten: als iedereen klaar is met het leegeten van zijn bord, geef je het door naar de linkerkant, zodat de verantwoordelijke voor de refter het aan de hoek van de tafel kan komen ophalen. Als twee lomperiken zitten zij daar als kippen zonder kop onverstaanbare blikken in het rond te werpen. Mijn God, hoe is dat nu toch mogelijk!? De Limburgse vrouw kijkt me aan en haalt haar schouders op.
Ik vraag de abt na het middagmaal of hij even tijd heeft om mij na de vespers van 16 uur een interview toe te staan. Met veel plezier staat hij mijn verzoek toe.
Nadat we uit de refter zijn geleid, worden we voor het bureau van de gastenpater verwacht om te betalen. Pater Nicolaas had mij beloofd om een prijsje te maken, waardoor ik slechts 60€ voor het weekend moet betalen. Tijdens het wachten in de rij spreek ik nog wat met de medegasten en neem enkele foto’s. Even later kom ik pater Johan tegen en hoewel ik net heb geleerd dat de monniken zich niet tot de gasten mogen wenden als zij daar niet uitdrukkelijk om vragen, kan deze pater zijn nieuwsgierigheid niet intomen en wilde weten wat ik hier al drie dagen loop te doen. Ik leg het hem uit en hij begint onze zogenaamde ‘zap-cultuur’ waarin wij vandaag blijkbaar leven, te hekelen: “Tegenwoordig komt de hele wereld binnen in de huiskamer. En als het ons niet aanstaat, drukken we op dat bakje om naar een andere zender te gaan. De kritische zin van de mensen verdwijnt.”
Oké, dank u voor dit intermezzo!
Om 14u30 gaat de derde en laatste conferentie van start. Deze keer gaan we dieper in op het hoofdstuk 53 van de Regel van Benedictus, waarin gedetailleerd staat beschreven hoe men de gastvrijheid in Benedictijnenkloosters dient te handhaven. Bij iedere zin geeft pater Nikolaas wat meer uitleg, net als een bioloog die zijn dier dissecteert om nauwgezet de verschillende onderdelen ervan te analyseren. Op een clandestiene wijze probeer ik enkele foto’s van de sprekende pater te nemen, omdat ik het ten eerste niet echt van veel respect vind getuigen dat men dit al überhaupt doet, en ook omdat ik de pater niet voor het hoofd wil stoten. Het einde van de conferentie wordt nog even uitgesteld door enkele compleet nutteloze en irrelevante vragen van slijmende gasten die willen pretenderen dat hun interesse in Benedictus onnoemelijk groot is. Ik heb nog 20 minuten de tijd om naar de vespers te gaan, maar plots herinner ik me dat ik nog enkele beelden wil nemen van de voorkant van de abdij, die eigenlijk niet toegankelijk is voor de gasten. Na de vespers ontmoet ik de abt en dan is het al te donker om nog hoogwaardige foto’s te nemen! Ik haast me dus als een gek - de eerste keer dat ik me overigens haast tijdens mijn verblijf hier- naar de voorkant van de abdij. Plots doemt vanuit het struikgewas niemand minder op dan… een pater! Ik herken hem van de diensten in de kapel; een graatmagere, volledig kale en stokoude monnik met een lange, onverzorgde zwartgrijze baard. Zijn met bruine ouderdomsvlekken bezaaide hoofd is deze keer bedekt met een vreemde Afrikaanse hoed. Ik knik eens, maar krijg niets terug. Hij draait me de rug toe en zet zijn wandeling voort. Wellicht niet beseffend dat ik nog enkele tientallen meters achter hem ben, laat hij zijn darmsysteem de vrije loop. Scheten en nog eens scheten dat die man laat! Na zijn scheetsessie kijkt hij even om, en ik draai abrupt mijn hoofd om te doen alsof ik niets gehoord heb. De klepel heeft al vijf minuten geleden met volle kracht tegen de klok geslagen om het signaal voor de vespers aan te geven. Ik denk in mezelf: ‘Tiens, moet die pater dan niet naar de vespers? Hij blijft hier maar rustig verder kuieren en scheten laten...’ Net op tijd kom ik op de laatste dienst van mijn weekend hier. Wat me tot hiertoe is opgevallen, is de soberheid van de liturgie. Iedere dienst is hetzelfde of lijkt althans heel sterk op elkaar. Eerst enkele psalmen zingen, dan lofbetuigingen aan enkele heiligen, voorlezen uit het evangelie, opnieuw zingen uit het psalmenboek.... Het valt me op dat er toch wel heel wat aanwezigen zijn en dat de kerk behoorlijk vol zit, wat ook zo was tijdens de eucharistie. De mensen naast me zingen alle liederen gedwee mee en ik sta daar wat ongemakkelijk met mijn mond vol tanden. Waar ik wel misselijk van word, en dat is al altijd zo geweest, is dat sommige mensen te veel achterkomen bij het zingen. Is het nu verdorie zo moeilijk om in hetzelfde ritme en tempo te zingen, vooral als je rekening houdt met het slakkentempo waarop die liederen worden gezongen.
Na de vespers begeef ik me naar de spreekkamer voor de gasten, waar ik een interview heb met abt René Fobe. Heel openhartig en met veel geestdrift staat hij me te woord. Ik heb het gevoel dat deze zachtaardige man me echt wil helpen. Na het interview bedank ik hem voor de gastvrijheid en ga naar mijn kamer om mijn koffers te pakken. Ik beaam ten volle de woorden van pater Nikolaas: “Een benedictijns klooster zonder gastenverblijf is geen benedictijns klooster.” Ik wil deze abdij nu niet ophemelen, want ik twijfel er niet aan dat iedereen in alle Vlaamse abdijen even welkom is. Om half zeven heb ik de bus en heb dus nog even tijd om in de abdijtuin rond te wandelen en enkele foto’s te nemen. Omdat het me opvalt dat er telkens veel eten over is, vraag ik aan de pater die aan de balie van de inkom voor de gasten zit wat ze daarmee doen. "Geen idee", zegt hij en met een glimlach sla ik de toegangspoort achter me dicht. De maan zit al uit en in het schemerdonker ga ik terug naar de bushalte. De weg lijkt langer dan ik had verwacht en ik begin me wat op te jagen uit schrik de bus niet te zullen halen. Er is immers maar één bus die de zondag van halte Heidelberg naar het Stationsplein van Brugge rijdt. Gelukkig ben ik nog op tijd en kan zelfs nog genieten van het avondrood dat de velden van het Brugse ommeland een magnifiek accent geeft.
Ik stap op een lege bus, behalve dan die ene vrouw die vooraan met de buschauffer staat te praten. Ik hoor de bestuurder klagen over zijn vrouw, zijn werk, zijn huis, kortom alles waarover een mens kan klagen.
En ik denk bij mezelf met een glimlach: ‘Ga eens op bezoek bij de paters van Zevenkerken, en kijk dan of er nog iets overblijft van je gezaag.’

1 opmerking:

  1. Beste,

    Ik ben enorm geïntrigeerd door jouw beleving in de abdij. Als ik het goed verstaan heb, was die beleving nodig om jouw eindwerk tot een goede einde te brengen. Ik ben namelijk aan mijn bachelorproef bezig, dat gaat over het geloof in gemeenschap beleven. Om dit te kunnen staven, vertrek ik morgen ook op abdijweekend. Mag ik vragen wat je precies hebt onderzocht in je eindwerk? En is het misschien mogelijk om jouw bevindingen door te mailen naar jessy.claes@student.khlim.be?

    Alvast bedankt!
    Jessy

    BeantwoordenVerwijderen